Kerk & Israël

PKN-commissie Kerk en Israël Aalten-Bredevoort
Al sinds 1991 is de commissie Kerk en Israël in Aalten, en daarna ook in samenwerking met Bredevoort, actief.
Vanaf 2014 vormen ze samen de PKN-commissie Kerk en Israël Aalten-Bredevoort.
De commissie probeert inhoud te geven aan de onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Gods volk Israël.
Het samen denken en leren over de joodse wortels van ons geloof staat hierbij centraal.

De bijzondere relatie tussen kerk en Israël, die onopgeefbare verbondenheid, houdt geen beoordeling in van de actuele politieke situatie in het Midden Oosten. Hoe zou dat ook kunnen vanuit ons veilige Nederland. Het gaat erom dat de kerk nooit om Israël heen kan. Een besef dat sinds de Tweede Wereldoorlog is gegroeid en verdiept.

Vanuit haar doelstelling organiseert de commissie, en/of participeert zij in:
– Israëlzondag, de eerste zondag in oktober;
– Leerhuis Joodse traditie in de Aaltense synagoge: 1x per maand van september tot april;
– Thema-avonden in de Aaltense synagoge: lezingen of muziekuitvoeringen.
http://www.kerkenisrael.weebly.com
Meer informatie over de doelstellingen, activiteiten, samenstelling van het bestuur, maar ook links naar andere websites zoals www.synagoge-aalten.nl en www.joodselezingen.nl, kunt u vinden op de eigen website van de commissie.
U kunt deze website meteen bezoeken door te klikken op www.kerkenisrael.weebly.com  

De Samaritanen

Prof. Pieter van der Horst hield op 6 maart jl. een lezing over de Samaritanen.

De bima is ingeklapt om zoveel mogelijk stoelen te kunnen neerzetten in de synagoge.

Fop van Wijk opent namens de commissie ‘Kerk en Israël’ de drukbezochte bijeenkomst en meldt in zijn openingswoord dat de Samaritanen voorkomen bij koning Omri, dat Jezus spreekt met een Samaritaanse vrouw en dat we de Samaritanen vooral kennen van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Prof. Van der Horst begint zijn lezing met te zeggen dat het ontstaan van de Samaritanen moeilijk te reconstrueren is. Pas 15 eeuwen na hun ontstaan is er de eerste geschreven Samaritaanse bron. Joodse bronnen zijn veel ouder maar zijn geschreven vanuit een vijandige houding. Beide bronnen zijn onbetrouwbaar. Er is een Joodse theorie die zegt dat, toen de Assyriërs in de 8e eeuw v. Chr. het noordelijk koninkrijk veroverden, Assyrische kolonisten de plaats van de weggevoerde Joden innamen. Die kolonisten waren polytheïsten maar gingen ook de God van Israël aanbidden. Volgens de Joodse opvatting stammen de Samaritanen van deze kolonisten, van deze religieuze ratjetoe, af. Je kunt ze maar beter mijden.

De Samaritanen zeggen dat ze regelrechte afstammelingen zijn van de Israëlieten in het Noordrijk, van de stammen Efraïm en Manasse. De Judeeërs, de Joden, zijn afvalligen. De tempel in Jeruzalem had er nooit mogen staan. In de Thora komen Jeruzalem en Sion nergens voor. In Deuteronomium 27: 4 staat dat op de berg Garizim bij Sichem een altaar voor God moet worden gebouwd. De Joden zeggen dat een altaar op de berg Ebal moet worden opgericht. De Samaritanen beweren dat de Joden de tekst hebben vervalst.

Prof. Van der Horst noemt drie argumenten die voor het gelijk van de Samaritanen pleiten. De Samaritanen noemen zichzelf niet zo maar kinderen van Israël. Ze erkennen alleen de Thora, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. De basis van hun geloof in God is de Bijbelse openbaring. Hun Godsbewijs is kosmologisch. God troont in de hemel, over God wordt niet in mensvormige termen gesproken. Ze vereren Mozes nog meer dan de Joden. Mozes was al voor de Schepping bij God aanwezig en is naar de aarde gezonden om het volk Israël te bevrijden en de Thora te openbaren. Mozes is voor hen de enige profeet, alle andere profeten worden door hen resoluut afgewezen en zijn dus valse profeten.

Ze hebben net als de Joden synagogen. Ze doen hun schoenen uit en er zijn geen banken of stoelen maar alleen tapijten.

Aan het eind der tijden komt de Taheb, hij die terugkeert, wiens komst volgens Deut. 18 te verwachten was. De Taheb zal Gods vijanden verslaan, de hele wereld aan zich onderwerpen en de Samaritanen definitief van hun onderdrukkers bevrijden. De Taheb zal 120 jaar leven en na zijn dood zal de wederopstanding der doden en het laatste oordeel plaatsvinden. De goeden gaan naar de Hof van Eden, het paradijs, en de slechten naar Gehenna, de hel, waar ze met vuur gestraft zullen worden.

De definitieve scheiding tussen Joden en Samaritanen kwam in de 2e eeuw voor Chr., toen de Joodse koning Johannes Hyrcanus, Makkabeeër, de stad Sichem (Nablus) en het heiligdom op de berg Garizim verwoestte. De toegenomen spanningen tussen Joden en Samaritanen waren aanleiding voor een Samaritaanse diaspora, die al in de 4e eeuw voor Chr. begon en geduurd heeft tot aan het van de 17e eeuw na Chr. Eerst in Syrië en Egypte, later ook in Griekenland, Turkije, Sicilië. In Thessaloniki is een Samaritaanse tempel opgegraven.

Toen het Romeinse rijk in de  4e eeuw Christelijk werd, had dat voor de Samaritanen rampzalige gevolgen.

In de 6e eeuw was er een opstand tegen keizer Justitianus, waarbij onder de christenen een slachting werd aangericht. De Byzantijnen kwamen terug en richten een nog grotere slachting aan. Een bron spreekt van 100.000 gesneuvelde Samaritanen, maar dat lijkt sterk overdreven. Aan het eind van de  6e eeuw waren er weinig Samaritanen meer.

In de 7e eeuw kwamen de moslims, die met vreugde werden begroet. Slechter dan onder de christenen kon het niet gaan. De Samaritanen claimden het ‘volk van het boek’ te zijn, maar de moslims geloofden dat niet. Fysieke onderdrukking door de islam volgde. In de eeuwen daarna bleef het kwakkelen voor de Samaritanen.

In de 16e eeuw gingen Europese reizigers zich interesseren voor de Samaritanen. Ze kochten handschriften en in 1538 verscheen er een studie over hen. Reisverslagen werden geschreven, maar het aantal Samaritanen nam af. In het begin van de 20e eeuw waren er nog maar 150. Een Amerikaanse christelijke zakenman en filantroop, E.K. Warren, bouwde voor hen in Nablus een school en een ziekenhuis en kocht kunstvoorwerpen en handschriften. De Britse mandaatperiode, 1918-1948, was een relatief goede periode, hun aantal verdubbelde. Ze kwamen in aanraking met seculiere Joden die geen religieuze vooroordelen hadden. Wat hun verenigde was een gemeenschappelijk vijand: de Arabische moslims.

Er was in de kleine gemeenschap veel inteelt, met alle gevolgen van dien. Een chronisch mannenoverschot, en veel mannen waren doof aan een oor. Een Joodse geleerde, Jitschak Ben-Zvi,  bevorderde dat de Samaritanen mochten trouwen met Joodse vrouwen. Dat werd juridisch geregeld. De Joodse vrouwen moesten zich wel tot het Samaritaanse geloof bekeren.

Na de stichting van de staat Israël in 1948 ging een groot deel van de Samaritanen wonen in Cholon, ten Zuiden van Tel Aviv. Ook in Nablus, het vroegere Sichem, bleven ze wonen. Dat kwam in 1967 onder Israëlisch bestuur, 25 gezinnen verhuisden naar Cholon. Thans is de gemeenschap ongeveer 775 personen groot.

De professor vraagt zich af of de Samaritanen bestand zullen zijn tegen de moderne tijd. Hun jongemannen doen drie jaar dienst in het Israëlitische leger, een volstrekt seculiere omgeving. Hun achilleshiel is hun volstrekt fundamentalistische opvatting van de Thora. Moderne opvattingen lijken onvermijdelijk, met alle gevolgen van dien. Een bekende zanger, Neil Tsedeka, is Samaritaan. Hij moest kiezen, of zanger, of leven volgens de Samaritanen. Hij koos voor een bestaan als zanger en werd in de ban gedaan.

Toch blijft de professor optimistisch. De Samaritanen hebben een wonderlijke veerkracht.

Na de lezing is er gelegenheid vragen te stellen.

-Er worden vergelijkingen gemaakt tussen de Amish en de Druzen. De professor geeft geen oordeel, hij is historicus.

-‘Komt er niemand in opstand vanwege de strenge regels?’ Er is maar één met gezag, de hogepriester. Zijn woord is wet, hij kent de geheimen van God. Hij is de door God aangewezen leider.

-Er wordt een vraag gesteld over de verhouding tussen Samaritanen en Palestijnen in Nablus. Er is een Samaritaan lid van het Palestijns parlement geweest. Als je dieper doorvraagt zijn er wel spanningen.

-Dan is er een vraag of de Samaritanen, als ze zo gehecht zijn aan de Thora, niet eerder bestonden want de Thora is ouder dan de tijd van de Babylonische ballingschap. Het antwoord is tweeledig. Er zijn Joden die zeggen dat de Thora in de 13e eeuw voor Christus aan Mozes door God is gedicteerd. Vele anderen zeggen dat de Thora geleidelijk aan is ontstaan en vlak voor de Babylonische ballingschap zijn definitieve vorm heeft gekregen. Voor het laatste pleit ook dat de Samaritanen een 11e gebod hebben: Gij zult een altaar bouwen op de berg Garizim. Maar dat is pour besoin de la cause, ofwel nodig voor de zaak – een gelegenheidsargument.

-Een vraag gaat over de koop van handschriften. Er is een handschrift waarvan beweerd werd dat het in de tijd van Mozes zou zijn ontstaan. Toen geleerden het mochten onderzoeken bleek dat het in de 19e eeuw na Chr. is ontstaan.

-De laatste vraag gaat over de taal van de Samaritanen. De Joden hanteren het Aramese alfabet van het Hebreeuws. De Samaritanen gebruiken het Palestijnse alfabet van het Hebreeuws dat veel ouder is, tot op de dag van vandaag. Ze hebben een krant die verschijnt in vier talen: het Palestijnse Hebreeuws, het Joodse Hebreeuws, het Arabisch en het Engels. Het is geen dagelijks verschijnende krant.

Tekst: Tijme Bouwers  Foto: Internet