door: Wytze Andela
Voor de Maand van de Geschiedenis 2022 schreef hoogleraar Beatrice de Graaf het essay ‘Crisis!’. Hierin bekijkt ze het actuele thema ‘crisis’ vanuit een historisch oogpunt. Het is een boekje van 64 bladzijden dat (wat mij betreft) een ieder zou moeten lezen. Het ligt voor € 4,99 bij de (plaatselijke) boekhandel. Hieronder een impressie van dit essay met enkele verdere gedachtes.
Meer crises dan vroeger?
Tegenwoordig lijken de crises zich in een hoog tempo op te stapelen. In ‘Crisis!’ onderzoekt De Graaf de historische ontwikkeling van de rol van de Nederlandse overheid als crisisbeheerser. Waren er vroeger inderdaad minder crises of is er iets anders aan de hand? Uit het onderzoek van De Graaf blijkt dat er vroeger niet minder crises waren, maar dat er anders mee werd omgegaan. Het verschil was dat vroeger in een crisis nog niet naar de overheid gekeken werd en deze nog geen centrale rol in de beheersing ervan had. Pas vanaf het begin van de negentiende eeuw nam de overheid verantwoordelijkheid bij het managen van crises. Daarvoor waren het vooral lokale organisaties, de buurt en de kerk die zorgden voor de eigen gemeenschap.
Van beschuldigende vingers had de overheid aanvankelijk geen last. ‘Tegenspoed kwam van God. Het was het noodlot en je had het gezamenlijk te ondergaan.’ Zo noemt De Graaf als voorbeeld de Watersnoodramp in 1953. Hoewel er al jaren onderhoud aan de Zeeuwse dijken nodig was en weerkundigen in de week voorafgaande aan de ramp tevergeefs waarschuwden, kreeg niemand de schuld van de ramp, omdat de mensen nog geloofden in een hogere straf waar niks tegen te doen was.
De nieuwe rol van de overheid zorgde ook voor een toename van achterdocht (zie ook het citaat op de voorpagina). Naarmate burgers vaker er bovenop geholpen werden door hulpverlenende overheidsinstanties, leek de twijfel over die uitgestoken hand te groeien. Kantelpunt daarin was de Bijlmerramp in 1992, waarbij voor het eerst significant wantrouwen naar de overheid en complottheorieën de kop op staken.
Die trend van wantrouwen en complottheorieën zien we nu nog steeds, met name rondom de coronacrisis. Toch ziet De Graaf ook een positieve overeenkomst tussen vroeger en nu. ‘Ook toen was een crisis een moment om te laten zien wat voor burger je was en waarin mensen elkaar helpen.’
De Graaf besluit haar essay met de vaststelling dat crises de bestaande kloof tussen arm en rijk vergroten. Maar daarbij haalt ze het oude beeld van ‘de dodendans’ aan: aan het einde van ons leven, als we sterven, is iedereen weer gelijk. ‘Zorg daarom in je leven dat je eerzaam leeft, eerlijk en oprecht. Dat je vrijgevig bent en omziet naar elkaar.’
De barmhartige Samaritaan
Eeuwenlang was er dus helemaal geen zorgende overheid en waren we op elkaar aangewezen. Hulp kwam vroeger vooral van je directe omgeving. Tegenwoordig stuurt de overheid met wetten en regelingen rond volksgezondheid, rampbestrijding en crisisbeheersing. Maar ik zie daarnaast zoveel meer hulp. Hulp van kerken bij voorbeeld, geïnspireerd door het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10:25-35).
Dat verhaal gaat als volgt (ik citeer Wikipedia): Op een dag reisde een man van Jeruzalem naar Jericho en werd overvallen door rovers. Deze trokken hem zijn kleren uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam er een priester langs, zag hem liggen en liep met een grote boog om hem heen. Hetzelfde deed een Leviet die hem. Een Samaritaan die op reis was, kreeg medelijden toen hij het slachtoffer zag liggen. Hij verzorgde de man en verbond zijn wonden. Daarna zette hij de man op zijn rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij verder voor hem zorgde. De volgende dag gaf hij zeer royaal geld aan de eigenaar van het logement met instructies verder voor de man te zorgen. Mocht dat geld niet genoeg zijn, dan zou hij meer betalen als hij weer langskwam op zijn terugreis.
De priester en Leviet waren vooraanstaande Joden, die geacht werden zich voorbeeldig aan de Wet van Mozes te houden. Toch hielp alleen de Samaritaan hem. De Samaritaan was door zijn barmhartigheid tot de naaste van het slachtoffer geworden (Lucas 10:36). Jezus zei daarover: ‘Doet u dan voortaan net zo’ (Lucas 10:37). Dit wordt als een aansporing gezien voor christenen om zich over mensen in nood te ontfermen.
Diaconie als hulp
Dat christenen hier serieus werk van maken is overal te zien. Onlangs in het nieuws waren bij voorbeeld de kerken van Kampen waar, via het project van de Thuisgevers, statushouders een tijdelijk verblijf krijgen. Maar ook dichtbij gebeurt nogal wat. Actueel in onze gemeenschap is de crisisopvang en ondersteuning van Oekraïners. En op de website van de Protestantse Gemeente Bredevoort is te lezen: ‘De diaconie in Bredevoort steunt verschillende activiteiten in binnen- en buitenland. In de buurt ondersteunen we de voedselbank in de Achterhoek en sinds kort de speelgoedbank uit Winterswijk. Verder is Samen Eten een activiteit vanuit de diaconie. Zes tot zeven keer per jaar wordt er een maaltijd gekookt voor iedereen die wil komen. In Afrika ondersteunen we projecten van Joanne Foundation. In Brazilië ondersteunen we Nienke Pruiksma, die daar naartoe is uitgezonden vanuit Kerk in Actie.’
Op KerkVenster.nl staat bij de Protestantse Gemeente Aalten: ‘Diaconaat is een van de kernopdrachten van de kerk. Diaconaat heeft alles te maken met het omzien naar en dienen van de medemens en de schepping, met als thema’s: gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. Diaconaat is vanuit de kerk gericht op de samenleving. Verreweg de meeste hulp wordt dan ook geboden aan mensen buiten de kerk. Het motto is: Helpen, waar geen helper is. Ook Aaltense projecten die in situaties van armoede en onrecht helpen, worden ondersteund. Wereldwijd worden projecten ondersteund op het gebied van armoedebestrijding en grote (humanitaire) rampen. Daarnaast is er de sociale diaconie. De sociale diaconie probeert waar nodig mensen te helpen die (meestal) financiële problemen hebben of ondersteund moeten worden. Dat kunnen mensen zijn met een klein inkomen, mensen die schulden hebben of in de schuldsanering zitten. En nu, in deze onzekere tijd (…), is de kans groot dat er meer mensen in de problemen komen. Wij kunnen deze mensen wat financiële ruimte bieden door middel van een lening. Deze financiële ruimte kan veel betekenen voor betrokkenen.’ Ook in dit nummer van KerkVenster staat het nodige aan diaconale hulpvaardige activiteiten vermeld.
Is het Gods wil?
Ten slotte is er nog de vraag: kunnen we – zoals vroeger – zeggen dat het Gods wil is dat deze ramp of deze crisis over ons heen komt? Want nog steeds geloven sommige mensen dat God de mensheid straft door middel van rampen. Anderen wijzen dat idee sterk af. Weer anderen weten het niet. Een hoogleraar theologie schrijft: ‘Je kunt nooit zeker weten of het Gods wil is als er een ramp plaatsvindt’. Dat is een wetenschappelijk correct antwoord. Daarnaast zijn er ook andere woorden te horen. Zo was er ooit in Metro (het gratis treinblad) een column te lezen van Natasja Vermoten, waar ik me graag bij aansluit. Ze schreef: ‘Zeg nooit dat het Gods wil moest zijn. Niet als je het niet zeker weet. (…) Slik zouteloze woorden in en sta op! Neem verantwoordelijkheid in plaats van voor de in jouw ogen verantwoordelijke te spreken. Help elkaar. Steun elkaar. Sta voor elkaar op (…). Want dat, lieve mensen: is Gods wil. Zorg voor elkaar.’(Natasja Vermoten, in Metro 2015).