Pionier OP LOMBOK

 Nick Rensink van de stichting Harapan Baru Lombok Indonesia is anderhalve maand in Nederland. Hij is druk met het geven van lezingen en onderhouden van contacten met de verschillende instanties die zijn stichting steunen.        Wie is deze jongeman die naar de andere kant van de wereld is vertrokken om zich daar in te zetten voor mensen met een beperking? Ik sprak hem in het huis van zijn ouders in IJzerlo.

Augustus 2018: het Indonesische eiland Lombok wordt getroffen door meerdere aardbevingen. Nick Rensink werkt in het westelijk deel van het eiland. ‘Op dat moment werd onze stichting een noodorganisatie. Je gaat je meteen afvragen wat het belangrijkste is dat je moet doen. Gelukkig is er Google. Op Internet heb ik gevonden hoe je een kamp moet opzetten, hoe je noodtoiletten bouwt. Ik heb maatschappelijk werk gestudeerd en heb twee linkerhanden, maar nu kan ik een noodtoilet bouwen. Bij een ramp van die omvang merk je dat er lokaal geen kennis aanwezig is. Er is geen draaiboek om zo’n situatie te managen. Voor de overheid was het moeilijk om overzicht te krijgen van de situatie ter plekke en van de behoeftes van de lokale bevolking. Zo kregen we voor de stad Medas met duizend inwoners in de eerste maand na de aardbeving twee legertenten en twaalf zakken rijst, wat voldoende was voor drie dagen. Totaal ontoereikend. We waren afhankelijk van particulieren die soms spullen kwamen brengen. En hoe goedbedoeld ook, vaak wisten ze niet waar we echt behoefte aan hadden. In zo’n situatie is het beter geld te geven zodat we zelf, in samenwerking met de dorpen, kunnen bepalen wat er gekocht moet worden. We hadden een systeem: we gaven de verschillende kampen een cijfer van 1 tot 8. Een 1 was een klein kamp. Daar trokken we 10 tot 15 euro uit voor eten en hulpgoederen voor een dag. 8 was een groot kamp van 400 man. Daar trokken we 150 euro voor uit.’  Normaal werkt Nick samen met Humaidi, de directeur en met Lia, de coördinator van de educatie-projecten. Maar zij was in die tijd met zwangerschapsverlof. Sinds twee jaar was Humaidi werkzaam bij de stichting en net een week voor de aardbevingen was hij directeur geworden. Hij werd dus meteen in het diepe gegooid. Nick en hij hebben drie maanden zeer intensief met elkaar gewerkt. Maandenlang waren er aardschokken van 3 of hoger op de schaal van Richter. In die tijd bezochten ze samen elk kamp twee dagen. Op de dag van aankomst hielpen ze bijvoorbeeld met de evacuatie van gewonden, stelden  boodschappenlijstjes op en stuurden ze jongeren die niets te doen hadden met geld eropuit om op zoek te gaan naar de benodigde goederen. De volgende dag brachten ze de goederen dan met een gehuurde motor met laadbak naar de dorpen, hetgeen door de toestand van de wegen vaak moeilijk was. ’Vaak moesten we het laatste stuk op een brommertje afleggen met zakken van samen wel 100 kilo aan het stuur. Gelukkig hebben we nu zelf ook een motor met laadbak, dankzij een sponsoractie.’

Laten we teruggaan naar het begin. Vertel eens hoe je in Indonesië, en met name op Lombok, terechtgekomen bent.

‘Een maatje van de middelbare school was werkzaam in Djakarta. Die zei: ‘Nick, je moet in Indonesië aan de slag. Je bent zelf een Indonesiër.’ Nou, wanneer ik in de spiegel keek zag ik dat niet zo. Maar ik besloot er stage te gaan lopen. In 2012 begon men een schooltje op Lombok voor meervoudig beperkten. Ze hadden iemand nodig om de leidsters te trainen. Er waren in die tijd twee leidsters, een fysiotherapeut en vier kinderen. De leidsters kwamen net van de middelbare school. Dus die kon je niet kwalijk nemen dat ze bij veiligheid alleen dachten aan: ‘Als de kinderen maar niet de straat op lopen of hun vingers in het stopcontact steken.’    Voor ons betekent veiligheid: liefde, aandacht, stimulatie. Ik ben er begonnen met spelletjes doen met de kinderen en heb daar geleidelijk de leidsters bij betrokken. Die hadden het idee dat spelletjes doen niet voor volwassenen was. Maar juist daardoor kun je in de belevingswereld van de kinderen komen. Naast spelen leerden we hun ook lezen wanneer dat kon. De kinderen werden vanuit de klas door de fysiotherapeut opgehaald voor fysiotherapie. Ik geef een voorbeeld: Er was een jongetje van twee met de geest van een vier maanden oude baby. Toevallig ontdekte ik dat hij geïnteresseerd was in sleutels. Ik heb toen een slinger voor hem opgehangen met glinsterende voorwerpen eraan. Hij begon ernaar te slaan, dus te bewegen. Of een ander kind met een kreupel rechterhandje. Daar ging ik dan mee bowlen en dat kind moest dan met die rechterhand de bal werpen. Dat gebeurde overigens wel in samenspraak met de fysiotherapeut. Maar zo kwamen die kinderen in beweging in plaats van de hele dag te liggen of te zitten. We hebben veel gevoetbald en met een bal flessen gevuld met water omvergegooid. Vooral op hete dagen was dat leuk…’

Dat is wel bijzonder, fysiotherapie daar….

‘Zeker. Dat was vooral toen speciaal op Lombok. Na mijn stage ging ik terug naar Nederland om mijn studie af te ronden. Ik vond het moeilijk hier te werken. Ik voelde me altijd alsof ik met mijn handen geboeid was. Je moest dit, je moest zo. Er was totaal geen ruimte voor experimenteren. Ik had door mijn stage gemerkt dat ik van pionieren hield. Ik ben toen weer naar Indonesië gegaan en heb een jaar in Praya gewerkt met straatkinderen en kinderen die voortijdig gestopt waren met school, en ik heb gewerkt in een project om tienerhuwelijken te voorkomen.                    Maar ik merkte dat mijn hart uitging naar de kinderen die ik eerder op Lombok had geholpen. Ik heb eerst onderzoek gedaan, heb vijftig mensen met een beperking geïnterviewd om te horen hoe hun leven was. Het betekent uitsluiting, geketend zijn, soms letterlijk, of soms opgesloten zijn. Je ziet vaak beperkten in arme gezinnen. Ze worden als een last ervaren door het gezin, ze maken aanspraak op de toch al geringe middelen die binnenkomen en ze dragen niets bij. Dat levert vaak wrijving op binnen de families. Toen dacht ik: ‘Dit is mijn groep. Hier moet ik wat mee doen.’ Ik heb toen een stichting in het leven geroepen en daarbij hulp gekregen van onder andere de PKN en Mondiaalten.’

Maar had je dat dan op je opleiding geleerd hoe je een stichting moest oprichten en hoe je die moest leiden?

‘Nee. Ik moest alles in het veld leren. Ik zeg wel eens dat ik een omhooggevallen maatschappelijk werker ben.’

Eh, hoe bedoel je dat?

‘Ik was toen 28 jaar. Normaal zou je dan niet zelf een project opzetten, directeur zijn, zulke zware casussen hebben.’

Dus je kunt ook zeggen dat je meteen in het diepe bent gesprongen?

‘Inderdaad.’

Wat zijn volgens jou belangrijke eigenschappen om dit werk te kunnen doen?

‘Je moet rust en vrede bij jezelf hebben. Niet altijd gaan dingen zoals je van tevoren dacht. Hier in Nederland is men doelgericht, daar relatiegericht. Het is belangrijk dat je vertrouwen opbouwt. Daarnaast moet je goed kunnen improviseren en weten waar je grenzen liggen. Ga ik me erin verdiepen of laten we dit gaan? Je kunt echter niet alles oplossen. Door observatie kun je gericht zoeken naar een oplossing. Het is belangrijk te weten waar je informatie vandaan kunt halen. Er zijn veel mensen en organisaties die al eerder met zulke problemen te maken hebben gehad. Bovendien kun je veel informatie op Google vinden. Maar je moet altijd kritisch blijven: wat werkt hier en wat niet? En verder moet je je eigen grens blijven bewaken.’

Ben je wel eens tegen je eigen grenzen aan gelopen?

‘In het begin vond ik het moeilijk ‘nee’ te verkopen. Maar je moet dat soms wel. In de tijd van de aardbevingen bijvoorbeeld neem je bijna de plaats in van de overheid. Iedereen doet een beroep op je. Dan moet je soms ‘nee’ verkopen. Daarnaast moet je balans vinden, je moet tijd maken voor jezelf, je vrouw en je kind. Ik ben net vader geworden. Je moet je rust pakken. Je kunt wel zeven dagen per week 24 uur per dag aan het werk blijven. Je moet echt goed op jezelf passen.’

Iets eerder in het gesprek zei je dat jaloezie op Lombok erg aanwezig is. Hoe bedoel je dat? En wat heeft dat voor invloed op jou en je werk?

‘Nou, je moet niet vergeten dat wij in een gebied met diepe armoede werken. Op het moment dat je iets doet voor een beperkt persoon zegt de buurman: ‘Ik ben ook arm. Ik wil ook een micro-onderneming.’ De niet beperkte buurman kan na het volgen van een training wel gemakkelijk werk vinden. In dat kader hebben we verschillende projecten opgezet. Vaak ontbreekt het hun aan vaktechnische vaardigheden. Daarvoor bieden wij trainingen en stages aan. Daarnaast leggen we, wanneer we een micro-ondernemer met beperking helpen, goed uit aan de buurt wat er gebeurt, zodat men begrijpt waarom wij mensen met een beperking via een micro-onderneming helpen en anderen enkel via training. Onze contacten met de dorpsraden helpen daarbij. Zelfredzaamheid is ons doel. Dus we geven geen zak rijst maar helpen vaardigheden te ontwikkelen. Je mag gerust een beroep doen op hun kracht en motivatie om zichzelf te ontwikkelen. Natuurlijk passen wij, zoals eerder gezegd, onze projecten op de verschillende doelgroepen aan.’

Wat wil je over vijf jaar op Lombok zien waardoor jij het gevoel krijgt dat jouw werk ertoe doet?

‘Dat kan ik het best met een anekdote duidelijk maken. Fatmawati is een van onze vrouwelijke cliënten. Ze is kreupel. Ze hing er altijd maar wat bij. Haar broers en zussen gingen naar school, vonden werk, trouwden, maar voor haar niets van dit alles. Ik vroeg haar op een dag: ‘Wat wil jij, Fatmawati?’ Ze zei: ‘Vogeltjes verkopen.’ Toen hebben wij een kraam voor haar geregeld. Daarbij werd ze uitgebreid door ons begeleid en nu heeft ze zelfs een tweede kraam, waar haar moeder en haar zus eten en drinken verkopen. Ze ondersteunt haar familie financieel en heeft een centrale rol in haar familie gekregen. Laatst kwam ik bij haar. Ze zei: ‘Nick, voordat ik dit bedrijfje had keek geen man naar mij. Nu krijg ik elke week een huwelijksaanzoek. Maar ik wil geen van die mannen, want ik wil alleen een man die hard werkt.’ Wat ik zo mooi vind, is dat hieruit haar gevoel van eigenwaarde spreekt, dat ze zichzelf een goede man waard vindt. Dat is een grote mentale omkeer.                                                  Onze stichting is klein. We hebben vijf tot zes personeelsleden. Dat is goed zo. We hoeven niet alles te doen. Mijn hoop is dat elke cliënt die we helpen, dus iemand met een beperking, dat punt gaat bereiken waaruit gevoel van eigenwaarde en trots blijkt.’

Harapan Baru Lombok is bij de lezers van KerkVenster de laatste tijd vooral bekend vanwege de eco-bricks. Denk je dat men zal doorgaan met het maken van eco-bricks en dat ze ook als ruilmiddel gebruikt blijven worden?

‘De overheid wil de uit eco-bricks geleerde les betrekken bij hoe zij omgaan met afvalmanagement in toekomstige rampgebieden. Wij waren toen vooral bezig met het opruimen van sterk vervuild afval van eerder geleverde noodhulp in de kampen. We wilden een bezigheid voor iedereen die zijn werk was kwijtgeraakt door de aardbevingen, of die helemaal geen werk had, zodat ze zichzelf konden gaan onderhouden. Daarnaast hadden we heel hard bouwmateriaal nodig. Al deze problemen werden opgelost door hen eco-bricks, plastic flessen gevuld met schoongemaakt plastic afval, met ons te laten ruilen.’ Kortom een win-win situatie. Nicks stichting wil doorgaan met het maken van eco-bricks, nu van uit zee gehaald plastic. Mensen met een verstandelijke beperking zullen deze produceren en zo vast werk hebben. Er is al een sponsor op Lombok gevonden. De stichting wil gebouwen neerzetten die als dorpshuis, kliniek, klaslokaal of ontmoetingsplek kunnen dienen. Tevens kan ze er zelf kantoor houden en trainingen geven.

Is er iets wat je zelf nog kwijt wilt aan de lezers?

‘We zitten met een uitdaging. Over enkele maanden is de bestuurswissel. We hebben nog twee bestuursleden nodig, iemand met een financiële achtergrond en een secretaris. Het kost gemiddeld 1 à 2 uur werk per week, behalve als er vergaderd wordt. Dan zal het iets meer tijd kosten. Het is heel belangrijk dat we door kunnen gaan. Er moet nog veel gebeuren op Lombok. Zonder Harapan Baru Nederland kan ik niet verder met mijn werk op Lombok.                          Ik hoop dat er mensen zijn die mijn werk een warm hart toedragen en er tijd in willen steken. Mocht dat zo zijn dan kunnen ze contact met mij opnemen: nrensink@gmail.com.                                                                                                    In de tijd dat ik in Nederland ben, geef ik lezingen en werk ik aan fundraising. Verder wil ik vooral die mensen bedanken die hebben geholpen met geld.’

Dit interview moet een eind hebben. Het moge duidelijk zijn dat Nick een gedreven persoon is met genoeg verhalen.  Wilt u hem live horen en ontmoeten? Hij geeft een lezing in de Zuiderkerk op 19 februari. Aanvang 19.30 uur. De zaal is open vanaf 19.00 uur. Welkom!