Overdenking

Een ‘tweede’ taal

Ervaring gaat voor taal. Deze stelling werd ons voorgelegd op de landelijke Godly Playdag. Mijn eerste reactie was ‘eens!’. Ik mopper namelijk nog wel eens dat onze kerk zo ‘talig’ is want ik ben meer van ‘ervaren’. Maar klopt dat eigenlijk wel? Want ik hou ook enorm van verhalen (vertellen). En dat is toch echt ‘taal’. Hoe zit dat nou? Gaat ervaring voor taal of gaat taal voor ervaring? Een leuke vraag om eens over na te denken.

Ik denk dat ik zo van Godly Play houd omdat ik daarmee kinderen kennis kan laten maken met een ‘tweede’ taal.  De eerste taal is die van de hapklare feiten. Maar als je iets wilt zeggen over hoogte- en dieptepunten in je leven; liefde; dood; God en mens, dan schiet die taal soms tekort. Daarom gebruiken bijvoorbeeld dichters en verhalenvertellers een ‘tweede’ taal. Dit is een taal met ruimte voor beelden en intuïties, voor verwondering. Een taal die recht doet aan dat wat niet meteen zichtbaar is en toch belangrijk. (Verhalen leven!, z.d.)

Godly Play veronderstelt dat ervaring voor taal gaat. Ook de kleinsten ervaren God. En ook mij helpt Godly Play om ervaring onder woorden te brengen, door de combinatie van vertelmateriaal, handelingen, taal en ruimte voor verwondering. Regelmatig denk ik tijdens Godly Play: ‘Ja, dit bedoelde/voelde ik, ik had er alleen nog niet de juiste woorden voor.’

Maar dat taal ook voor de ervaring kan gaan, dat taal mijn ervaring kan veranderen, ontdekte ik dit jaar op Goede Vrijdag. Het doven van de Paaskaars vind ik elk jaar weer een heftig moment. Dus ik zette me schrap toen de kaarsendover op de vlam gezet werd. De rook steeg op en verspreidde zich in de ruimte. Dit beeld herinnerde mij aan een stukje uit een Godly Play verhaal dat ik het afgelopen jaar een aantal keer heb mogen vertellen:

Nu ga ik jullie iets laten zien. We gaan het licht veranderen. Nee, ik zei niet dat we het licht gaan uitdoen of doven.

Kijk maar, zie je hoe al het licht in dit vlammetje zit? Dat is gemakkelijk om te zien. Kijk nu goed. Het verandert.

Je kunt het niet meer zien, maar dat betekent niet dat het weg is. Het verspreidt zich. Het vult deze ruimte. Waar je vandaag ook gaat, daar zal ook het licht zijn. Onze ruimte is vol onzichtbaar licht. Jouw licht. Het licht dat je ontvangen hebt op de dag dat jij het licht zag. (…)

Er kwam een tijd dat zelfs dat ene licht moest veranderen, zodat het niet slechts in één plaats was, maar overal kon zijn.

Mijn spanning verdween en er verscheen een glimlach op mijn gezicht. Wonderlijk!

Door: Heidi Ebbers

Overdenking

Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit.’(Lucas 9: 29)

In de veertigdagentijd waarin wij nu leven, wordt in de kerk vaak het verhaal gelezen van de verheerlijking op de berg.

In dit verhaal lezen we dat terwijl Jezus aan het bidden was, de aanblik van zijn gezicht veranderde en dat zijn kleding stralend wit werd. Ook lezen we over Mozes en Elia die met Jezus praten over zijn levenseinde welke Hij in Jeruzalem zou gaan volbrengen. Ook horen we van een stem die zegt: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem.’

Heel even wordt de mens Jezus hier een moment uitgetild boven het menselijke leven, zijn gelaat wordt anders, zijn kleding wordt wit, een wolk overschaduwt Hem. Hemel en aarde raken elkaar. En Hij krijgt hier opnieuw de bevestiging nu Hij staat voor die moeilijke weg naar Jeruzalem: ‘Dit is mijn Zoon.’

En Jezus is die moeilijke weg gegaan. Hij is niet boven op die berg gebleven waar het allemaal zo goed en mooi was.In de verheerlijking op de berg gaat het om de bemoediging die Jezus krijgt voor hij die moeilijke weg gaat van lijden en sterven.

In deze veertigdagentijd staat centraal hoe moeilijk deze weg geweest is. Maar wel een weg die doorloopt, dwars door lijden en dood heen naar Gods toekomst.

Soms hoor ik van mensen dat ook zij wel eens een bemoediging hebben ervaren in hun leven waardoor ze het gevoel hadden een moment boven zichzelf uitgetild te worden. Als het ware de ervaring van een moment boven op die berg te zitten waar het goed is en fijn en God heel dichtbij. Maar eigenlijk heb ik nog nooit iemand gesproken die voor altijd op die berg is gebleven. Velen van ons moeten ook een moeilijke weg gaan. Soms heel moeilijk, verdrietig en zwaar. En met een aangevochten geloof. 

De spannende vraag voor ieder gelovig mens is als je wegen moet gaan die je liever niet gegaan was, of er dwars door alles heen iets van dat vertrouwen overblijft dat het goed is om Jezus te volgen en op God te blijven vertrouwen. Het vertrouwen dat God zal redden uit alle nood. Zelfs uit de dood!

                                                                                                        Hendrik Jan Zeldenrijk