Gedachten bij de gebroeders Krajenbrink uit Dale – Copy

tekst: Arnold Arentsen

Bij de verbouwing van de Oosterkerk tot zorgcentrum ‘Het Oosterkerkhuis’ komen er allerlei herinneringen boven drijven als je verschillende mensen spreekt. Er is al veel gezegd en geschreven, onder andere in dat prachtige boek dat uitgegeven is. Eén van de aspecten die aan de orde kwam, was de liefde die zoveel mensen voor deze kerk hebben, om allerlei redenen.                                                   

Eén van de redenen die opviel, was de vrijgevigheid die de leden van de Gereformeerde Kerk van Aalten kenmerkte. Als de financiële nood groot was, sprongen de gemeenteleden naar vermogen bij en sommigen in het bijzonder.                                                       
Dat aspect van gemeenschapszin was en is groot. Nog altijd wordt er door velen goed bijgedragen aan het werk in onze gemeente. Daarnaast kwamen er met grote regelmaat extra schenkingen binnen. Vaak werd de kerk bij het opmaken van een testament betrokken. Wie waren de mensen die vaak grote bedragen en bezittingen nalieten? In de meeste gevallen blijft dat geheim of beslist de kerkenraad om alleen het bedrag openbaar te maken.

 Bestemming bereikt

Een foto van twee grote schenkers in keurige lijst heeft jarenlang bij de consistoriekamer van de Oosterkerk zichtbaar gehangen en hun namen zijn dus min of meer openbaar. 

De foto toont de gebroeders Krajenbrink uit Dale, zittend op een ouderwetse roggemaaier, een zgn. ‘zelfbinder’, getrokken door een paard. Nu zou het een museumstuk zijn. Op de foto was het de haver die gemaaid werd.                                                                      

De schenking van deze twee broers werd besteed aan de renovatie van de aanbouw aan de achterzijde. Vernieuwde toiletten, een keuken inclusief nieuwe inventaris, renovatie van de zalen beneden en boven, een verfbeurt, de vloeren  en nieuw interieur zoals de recent verkochte stoelen en tafels en een zeer bijzondere verlichting in de benedenzaal naar een ontwerp van de firma Philips uit Winterswijk.

Dat alles had een behoorlijk prijskaartje, was dat allemaal opgebracht door deze gebroeders? Ja, in het archief van de kerk staat het keurig beschreven. In totaal lieten de gebroeders Krajenbrink de kerk ƒ 342.418,80 na, op 22 december 1994. Tot de verbouwing werd dit bedrag vermeerderd met ƒ 25.333,20 aan rente. Een fors deel ging naar een ander onderdeel van de kerkelijke gemeente, namelijk ƒ 56.333,20. Minus de kosten bleef er voor de renovatie van het kerkgebouw het mooie bedrag van ƒ 305.672,76 over. Van dat bedrag werd dus de gehele verbouwing en nieuwe interieur betaald. Wat er uiteindelijk nog overbleef voor andere doeleinden binnen de kerk is niet bekend.

 Wie waren die gebroeders dan?

Gerhardus, roepnaam Gert, is in 1992 op 81-jarige leeftijd overleden. Derk Jan, roepnaam Jan, overleed een jaar later, ook op 81-jarige leeftijd. De plek waar ze woonden wordt al genoemd voor 1640. Tot 1683 is het bezit van de kerk geweest. In dat jaar werd de laatste pachtbetaling aan de kerk gedaan. Bewoner Herman Winkelhorst betaalt  kerckenpacht voor Kolstee voor de jaren 1674-1677 en  Berent te Colstede (de andere bewoner van de Kolstee) betaalt de kerckenpacht voor Kolstee ook voor de jaren 1674-1677 en vervolgens een betaling tot 1683.  Daarna zijn er geen betalingen aan de kerk meer te ontdekken.  Mogelijk werd de boerderij daarna tweehorig. Horigen hadden geen eigen bezit maar waren (pacht)boeren van een grotere boer. De Kolstee, zoals hun boerderij heet ,hoorde aan de westzijde bij Kraaienbrink en aan de oostzijde bij Gussinklo.

Sober leven

Jan en Gert leefden heel sober en extreem zuinig. Ze kochten bijvoorbeeld wel eens een bloemkool, die werd dan in drie stukken verdeeld, één deel voor de eerste dag, het tweede deel voor de tweede dag en het derde deel werd verkocht aan de buurvrouw. Het is niet bekend of dat ook voor een derde van de prijs ging. Maar ook op andere zaken waren ze extreem zuinig. Ze liepen altijd in een groene kiel en manchester broek. Behalve voor de zondagse kerkdienst, dan kwam het mooiste pak uit de kast, want in de kerk daar kwam je niet in afgedragen kleding, maar als ze weer thuis waren ging de oude plunje weer aan. Sokken werden nooit gewassen want daar versleten ze maar van. Kleding werd tot in den treure hersteld, er werd niets onnodig weggedaan. De kerk was hun heilig. Ze gingen niet alleen trouw naar de kerk maar ook voor het geregelde bezoek van de wijkdominee of ouderling(en) werd ruim te tijd genomen om van gedachten te wisselen.  In de buurtschap Barlo/Dale werden ze ‘de jongens van De Kolstee’ genoemd. De Kolstee was de naam van de boerderij en ‘de jongens’ duidde natuurlijk op hun ongehuwd zijn. Jan had wel willen trouwen maar ja, moeder was er nog en Gert was er ook en die moest ook zijn plek behouden. Zo bleef Jan vrijgezel en leefden de jongens lange jaren aan ’t Villeken, samen met hun moeder. Vader is al vroeg overleden.
Hun verzamelnaam ‘De Jongens’ werd algemeen gebruikt. Zelfs ds. Rotte vroeg in de rouwdienst: Wie heeft ‘De Jongens’ gekend? Het zullen er maar weinig geweest zijn die ze niet gekend hebben.

Tevreden mensen

Moeder, Jan en Gert leefden van hun kleine boerderij en waren tevreden mensen. Jan was de huisman en deed dat prima. Maar zoals eerder gememoreerd,  vierde ook daar de zuinigheid hoogtij, niets werd er verspild. De boodschappen deed Jan met z’n oude Dafje, dat dan wel weer. Gert (d’n krommen, zoals hij aangeduid werd) was actief in het vrijwilligerswerk, hij was lid  van verschillende verenigingen in Barlo, veelal als penningmeester. De Christelijke Oranjevereniging Wilhelmina Barlo, de Christelijke Bibliotheek van Barlo en het Paardenfonds hadden aan hem een prima en punctuele verzorger van de financiën. Ook bij deze verenigingen werd er door hem geen geld verkwist. Hij schreef daarom al zijn geldelijke verantwoordingen met een potlood in een oud schoolschrift en gomde dat, wanneer het jaar om was, en het financiële verslag op de jaarvergadering was goedgekeurd, netjes weer uit om het weer opnieuw te kunnen gebruiken. Zijn hele werkzame leven bij deze verenigingen heeft hij maar één schrift aangeschaft…

Op de jaarlijkse Oranjefeesten in Barlo zat Gert altijd achter een tafeltje met voor hem het bekende schrift, een potlood en een KING-doos waar hij de ontvangen toegangsgelden en andere inkomsten in bewaarde. Enkele jongens hadden het plan opgevat deze KING-doos met inhoud in een onbewaakt ogenblik van de tafel te halen om daarna van een afstand te bekijken hoe Gert zou reageren. Na de ontdekking van de vermissing ontstond er grote commotie in de feesttent en het leek de jongens beter hieraan een einde te maken door de doos als ‘gevonden’ weer op te voeren…Een ernstig onderhoud met de voorzitter, Gert Luiten van ‘Straks’ tot gevolg….

 Anekdotes

Door een vergroeiing was Gert z’n rug erg krom. Destijds werd dat in de volksmond ‘ne pokkel’ genoemd. In die tijd werd aan zo’n vergroeiing nog niets gedaan en kwam dat wel vaker voor. Op een prachtige zomerdag ging een buurman naar het hooiland met een platte wagen om het hooi op te halen. Op de vier hoeken had hij een paal gezet die nou niet direct recht was. Zo uit de bos gehaald waarschijnlijk. De weg naar het hooiland voerde langs de Kolstee en Gert stond buiten. Bij het passeren riep Gert naar de buurman: ‘He’j d’r gin krommeren paol op können zetten?’Hij doelde op de vier palen op iedere hoek. ‘Jao wal, dan ha’k d’r ow op motten zetten’ riep de buurman ad rem terug en reed rustig verder naar het hooiland…

Bij de bibliotheek, die elke zaterdag van 19.00 uur tot 21.00 uur geopend  was, zat Gert meestal achter een tafel met voor hem een ladensysteem waarin alle uitleenkaarten stonden van de aanwezige boeken. Je zag hem niet en hoorde alleen maar geluid van achter die kaartenbak komen. Op bijgaande tekening staat hij afgebeeld, getekend door de heer J. Straaijer.

Jan (d’n rechten) is in de mobilisatie opgeroepen en was in de buurt van Zutphen (de Wilp) ingekwartierd. Hij verbleef hier tot aan de overgave van Nederland. Hij kon er mooi over vertellen met de nodige humor.  Ja de heren waren zeer zeker niet humorloos en ook wel in voor een geintje! Ook waren ze gek met de kleine kinderen, die de huishoudelijke hulp vaak meebracht en ze lagen vaak op hun buik op de vloer om met de kinderen te spelen. Het waren zeker geen ‘Einzelgängers’, ook in de buurt(schap) deden ze volop mee.

 Verhuisd

Op een gegeven moment werd het ‘De Jonges’ te zwaar op de boerderij en verhuisden ze naar het Gouden Regenplein in Aalten. De woning die daar te koop stond werd geveild in café Leuven en beiden gingen ze daarnaartoe. Daar werd verschillende keren een hoger bod uitgebracht totdat hun bod aanvaard werd voor een flinke prijs. Niets voor de zuinige Jonges zouden we zeggen maar wat bleek: ze wilden per se die woning, want de buren aan beide zijden waren heel goede kennissen van hen en zo waren ze gelijk ingeburgerd in het dorp waar ze nog een flink aantal jaren met plezier gewoond hebben.